Melkproductie

In 1950 gaf een gemiddelde koe 3.980 liter melk per jaar. In 2006 is dat toegenomen tot 7.800 liter melk, terwijl sommige koeien nu zelfs 12.000 liter per jaar geven. Deze verhoging van de melkproductie is tot stand gekomen door selectief fokken en door het bijvoeren van krachtvoer.


De melk wordt gevormd in de melkblaasjes van de uier. Melkvormende cellen halen de nodige bestanddelen uit het bloed. Er moet circa 300 tot 400 liter bloed passeren om 1 liter melk te maken. Druppels melk verlaten de melkklieren pas wanneer de druk in de melkboezem te groot wordt. Wanneer op de juiste manier op de tepels (op de uier) van een koe geduwd wordt, komt er melk uit. Vanouds ging dat met de hand, maar op moderne boerderijen met veel koeien is dat niet meer haalbaar. Daar wordt dan ook machinaal gemolken met een melkmachine. Een soort klauw met 4 tepelhouders (rubberen zuignappen) wordt aan de tepels van de koe gehangen. Dit wordt mogelijk gemaakt met behulp van een vacuümpomp. Door een zogenaamde pulsator wordt de onderdruk ritmisch gevarieerd om het zuigen van een kalf na te bootsen.


In principe moet een koe twee keer per dag worden gemolken, in ieder geval de eerste 10 maanden nadat een kalfje geboren is. Vandaar dat het gewenst is dat een koe ieder jaar een kalf krijgt. Een pasgeboren kalf wordt meestal meteen bij de moeder weggehaald. Op sommige bedrijven mag het kalf de eerste weken bij de moeder drinken of bij zoogkoeien een veel langere periode. De eerste drie dagen krijgt het, om het afweersysteem op te bouwen, de moedermelk (biest) te drinken. Bij zoogkoeien gaat het niet om de melk maar om het vlees. Melkkoeien geven meer melk dan een kalf op kan drinken; van de overige melk worden zuivelproducten gemaakt.


Een gedeelte van de vrouwelijke kalveren blijft op het bedrijf en wordt opgefokt tot melkkoe. De stiertjes gaan naar een mesterij als vleeskalf.

 


Bron: Wikipedia